In 1609 arriveerde de Engelse ontdekkingsreiziger Henry Hudson met het VOC-schip de Halve Maen bij het eiland Manna Hattan. De Nederlandse kolonisten die na hem kwamen, stichtten er in 1625 in opdracht van de West-Indische Compagnie de stad Nieuw-Amsterdam. Dat werd de hoofdstad van de kolonie Nieuw-Nederland, gelegen in het stroomgebied van de Hudson. Na de verovering van de kolonie door de Engelsen in 1664 werd Nieuw-Amsterdam omgedoopt in New York. Over de stichting van Nieuw-Amsterdam was lange tijd weinig bekend. Dat veranderde toen in 1910 in Amsterdam de Van Rappard-documenten ter veiling werden aangeboden. Een medewerker van het veilinghuis, Frederik Casparus Wieder, ontdekte dat deze waardevolle en tot dan toe onbekende documenten informatie bevatten over de ontstaansgeschiedenis van Nieuw-Amsterdam. Ze maakten onder meer duidelijk welke instructies de kolonisten hadden gekregen. In 1925 publiceerde Wieder de Van Rappard-documenten onder de titel De stichting van New York in juli 1625. In zijn uitvoerige inleiding schetst Wieder haarfijn de wording van Nieuw-Amsterdam. Van het oorspronkelijke fort, de huizen en de verdedigingswal van de stad is niets meer terug te vinden, maar wie goed kijkt naar de oude kaarten die Wieder in zijn boek opnam, ontdekt dat beroemde New Yorkse straten zoals Broadway en Wallstreet al in de zeventiende eeuw door Nederlandse kolonisten zijn uitgezet.
De stichting van New York is een heruitgave (ter gelegenheid van het Hudsonjaar 2009) van het gelijknamige boek dat in 1925 uitkwam als deel 26 in de reeks Werken van de Linschoten-Vereeniging.